Rasstandaard

Gebruik
De Ierse Water Spaniel kan zich gemakkelijk aanpassen met betrekking tot de meeste vormen van jacht. Hij kan het wild uitstoten, staat ook wel voor en hij apporteert geschoten wild uit dichte dekking. Bouw en aard van het ras maakten het traditioneel tot de keuze van de ‘wildfowler’, die meestal alleen jaagt in drassige kustgebieden.

Classificatie F.C.I. (Féderation Cynologique International):
Groep 8: Retrievers, Honden die het wild opstoten, Waterhonden. Sektie 3: Waterhonden. Met werkproef.

Korte historische samenvatting
De precieze herkomst van het ras blijft duister. De algemene gedachte is dat waterspaniels ontstonden uit honden, die hun oorsprong hadden in Perzië en via Spanje naar Ierland kwamen. De eerste Ierse verwijzing naar “waterhonden, die waterwild vervolgen” dateert van 1600, zodat we weten dat honden met waterdichte vachten toen reeds in Ierland gebruikt werden. Er is geen duidelijk bewijs betreffende de voorvaders van de Ierse Water Spaniel, behalve zijn meest merkwaardige attribuut: de rattenstaart.
Een dergelijke staart komt bij geen enkele vergelijkbare hond voor en maakt het aannemelijk dat het moderne rasbeeld terug gaat op een van oorsprong Ierse voorvader. De staart was de aanleiding dat de namen “Whip Tail” en “Rat Tail” gebruikt werden. Hoe dan ook, de afstammelingen van deze honden werden geaccepteerd en behaalden grote successen op tentoonstellingen in de tweede helft van de negentiende eeuw. In 1890 werd de Irish Water Spaniel Club opgericht om de belangen van het ras te behartigen.

Algemeen beeld
Intelligent, recht op zijn benen staand, sterk gebouwd, compact of vierkant.
Gedrag/karakter
Een zelfbewuste hond, die grote intelligentie en uithoudingsvermogen paart aan een moedige en ondernemende levendigheid van karakter. Trouw. Een goede familiehond met gevoel voor humor, maar in eerste instantie afwachtend tegenover vreemden.
Hoofd
Schedel en hoofd moeten een goede grootte hebben.
De schedel hooggewelfd, met goede lengte en breedte en ruim genoeg voor een grote hersencapaciteit. De kuif (top-knot) dient te bestaan uit lange, losse krullen die in een duidelijke piek tussen de ogen vallen en niet in de vorm van een pruik (recht afgesneden, zoals bij de rechterlijke macht in Angel-Saksische landen).
Stop
Geleidelijk verlopend.
Voorsnuit
Lang, krachtig en enigszins vierkant van vorm.
De voorsnuit moet glad behaard zijn. Aan de achterzijde van de onderkaak groeit het haar langer, in een smalle lijn een baard vormend, ook wel “side whiskers” genoemd.
Neus
Groot en goed ontwikkeld, donker leverkleurig.
Tanden
Sterk en regelmatig schaargebit (boventanden over de ondertanden sluitend).
Ogen
Betrekkelijk klein, amandelvormig, donker amber-kleurig of donker hazelnoot-kleurig en zeer intelligent van uitdrukking.
Oren
Zeer lang, de huid lobvormig, laag aangezet, vlak tegen de wangen hangend en bedekt met lange, gedraaide krullen.
Hals
Vrij lang, sterk en gebogen (zodat het hoofd goed boven de ruglijn kan worden gedragen) en stevig overgaand in de schouders.
Lichaam Moet van goede afmetingen zijn, als geheel zo geproportioneerd, dat het een tonvormige indruk maakt, geaccentueerd door de ribwelving; in zijn totaliteit sterk en goed gespierd.
Rug
Kort, breed en horizontaal gelegen, stevig verbonden met de achterhand.
Lendenen
Diep en breed.
Borst
Diep, maar niet té breed of rond tussen de voorbenen, de borstkas echter van flinke omvang met de ribben goed gewelfd achter de schouder. De ribben goed naar achteren gedragen.
Staart
Glad, sterk en dik bij de aanzet (waar zo’n 7,5 à 10 centimeter bedekt is met korte krullen) en geleidelijk uitlopend in een fijne punt. De lengte mag niet tot aan de hak reiken en de staart dient bijna evenwijdig met de rug en in een rechte lijn te worden gedragen.
Ledematen
De voorhand met zeer krachtige en schuin aanliggende schouders. De voorbenen dienen stevige botten te hebben en moeten recht zijn, de voorarm vanaf de punt van de elleboog in een rechte lijn met het hoogste punt van de schouder. De achterhond zeer krachtig met goede hoekingen in de kniegewrichten en lage hakken.
Voeten
Groot, enigszins rond en gespreid, goed bedekt met haar, zowel over als tussen de tenen, maar vrij van overbodige bevedering.
Gangen/beweging
De gangen zijn karakteristiek voor het ras, met een rollende beweging vanwege de tonvormige ribbenkast.
Beharing
Moet samengesteld zijn uit dichte, vaste, stijve krullen, vrij van elke wolligheid. Het haar moet een natuurlijke vettigheid hebben.
De hals dient aan de bovenzijde en aan de zijkanten bedekt te zijn met krullen, gelijk aan die op het lichaam.
De keel moet gladbehaard zijn, waarbij het gladde haar bestaat uit een V-vormige plek van de achterzijde van de onderkaak tot aan het borstbeen. De voorbenen bedekt met een bevedering, die rondom overvloedig is, ofschoon korter aan de voorzijde. De achterbenen moeten beneden de hakken aan de voorzijde gladbehaard zijn, maar aan de achterzijde bevederd tot aan de voeten. Kleur
Een zeer warme en donkere leverkleur met een purperachtige gloed, die wordt aangeduid als “puce-liver” (purperachtig bruin). Witte beharing aan de borst in ongewenst.
Grootte
Schofthoogte: reuen 53 tot 59 centimeter. Schofthoogte teven 51 tot 56 centimeter.
Fouten
Iedere afwijking van de hierboven vermelde punten moet als een fout worden aangemerkt en de mate waarin de fout wordt aangerekend moet in verhouding staan tot de ernst van de fout.
Fouten zijn:
wit op de borst
lichte vacht
licht oog
wollige vacht
bevedering aan de voorzijde beneden de hakken
gebrek aan bevedering aan de voorzijde van de voorbenen
brede, platte voeten, die naar buiten gedraaid zijn (“splay feet”)
bevedering op de staart
bevedering op de voorsnuit
wit haar op de voeten.

Opmerking
Reuen behoren twee duidelijk waarneembare normaal uitziende testikels te hebben, die volledig in het scrotum zijn afgedaald.

De standaard van de Ierse Water Spaniel is uitvoerig beschreven. Ondanks het feit dat men rasspecifieke eigenschappen zo exact mogelijk heeft vastgesteld, blijft de standaard op verschillende manieren uit te leggen. In de standaard staat bijvoorbeeld dat het hoofd van flinke grootte moet zijn. Wat de ene keurmeester groot vindt kan door een andere keurmeester anders worden ervaren. De interpretatie van de standaard kan dus verschillend zijn. Het beoordelen van een Ierse Water Spaniel is vooral een kwestie van ervaring; het gaat om het totaalbeeld, het type. Een hond kan op ieder afzonderlijk punt een voldoende scoren maar toch géén goed totaalbeeld weergeven.

Reacties zijn gesloten.